Preek van 8 december 2024

Preek van 8 december 2024

2zondag Advent (C-jaar)

Toen ik als kleine jongen op de basisschool zat, hadden we naast de les ‘Vaderlandse Geschiedenis’ ook een les ‘Gewijde Geschiedenis’, een onderdeel van de godsdienstles, waar we luisterden naar verhalen uit het Oude Testament en die mij – eerlijk gezegd – meer boeiden dan de godsdienstles. We leerden er dromen van een paradijs, van een zondvloed en een ark, van een koning, wiens naam mij momenteel te binnen schiet, maar die wel als jonge knaap de reus Goliath had verslaan. We hoorden ook van een profeet die meer dan 700 jaar in de verre toekomst kon kijken. Tja, telescopen bestonden in die gewijden tijd nog niet, en toch was hij in staat de geboorte te voorspellen van Jezus, de Zoon van God . Ja, een profeet gold toen als een bijzonder man die de toekomst voorspelt. En dat hebben wij geloofd dit tot we vele jaren later vernamen dat een profeet géén voorspeller maar een ziener is. Iemand die, tot op vandaag, vanuit een visioen mensen kan samenbrengen wanneer die mensen geloven in die droom. Ik denk dan aan Martin Luther King die riep tot de massa ‘I had a dream’, aan John F. Kennedy, die staande bij de Berlijnse muur, de inwoners van Berlijn een hart onder de riem stak met die vier onvergetelijke woorden: “Ich bin ein Berliner” en ik denk nog recenter aan Barach Obama die menig Amerikaan kon begeesteren met zijn oproep: “ We can change. Yes, we can!”. Miljoenen mensen, ook buiten de USA, konden zich in zijn programma herkennen. en het geloof groeide dat een fundamentele verandering mogelijk was.

Van dergelijke profeten met een veel belovende boodschap horen wij in de drie lezingen van deze tweede adventszondag. Geen voorspelling van het kindje Jezus in een bakje met stro maar in onderscheiden toonaarden de boodschap dat God weer aan zijn uitverkoren volgt denk. Dat wij op de dag van Christus ongerept en onberispelijk zullen zijn, en dat wij de weg van de Heer moeten bereiden die aan heel de mensheid Gods redding zal laten zien. Door de mond en de levenswijze van profeten meldt God zich in onze wereld. Niet op plaatsen waar geschiedenis wordt geschreven. Hij verkiest de woestijn om door de profeet Johannes zijn uiteindelijke komst te melden. ‘Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht’ is de boodschap en de oproep tot een doopsel van bekering, tot vergeving van onze zonden.

Wat betekent dit voor ons, meer dan tweeduizend jaar later. We leven immers in een tijd dat zo’n hoopvolle boodschap niet zomaar mensen kan begeesteren. Het past beter ietwat sceptisch en zelfs cynisch te doen over de schamele wezens die wij zijn. De toekomst ziet er somber uit en de media wemelen van donkere en duistere voorspellingen. Vandaag betekent geloven daarom: juist niét toegeven aan deze sombere toekomstbeelden. Geloven is durven gróót te denken over elke mens en over onze gezamenlijke toekomst. Geloven is het niet bij woorden laten maar het hoopvolle zien, het aanwijzen en het met ons meedragen.

Of … zoals Johannes ons oproept om binnen onze levenscirkel en in het dagelijks leven kleine gebaren van goedheid te stellen waardoor de wereld er anders zal uitzien. De beroemde Joodse filosoof Emmanuel Levinas noemde dit “la petite bonté”, de kleine alledaagse goedheid die alle ideologie en systemen overstijgt.

Ik citeer zijn boodschap: Het enige wat levendig overeind blijft Ze is een kwetsbare goedheid zonder getuigen, in stilte voltrokken, bescheiden zonder triomf. Ze is gratis en belangeloos en daardoor juist eeuwig. Het zijn doodgewone mensen, ‘simpele zielen’ die haar verdedigen en ervoor zorgen dat ze zich telkens herpakt, ook al blijft ze totaal weerloos tegenover de machten van het kwaad.

Was het dit wat Johannes bedoelde met het recht maken van kronkelpaden? Wie zal het zeggen? In onze huidige verwarrende en chaotische tijd baant deze boodschap op een bescheiden wijze een weg naar een Messiaanse tijd?

1e lezing: Baruch 5, 1-9; 2e lezing: Filippenzen 1, 3-6. 8-11; evangelie: Lucas 3, 1-6
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Het gebeurde in het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius: Pontius Pilatus was landvoogd van Judea, Herodes gouverneur van Galilea, diens broeder Filippus viervorst van het gewest Iturea en Trachonitus, en Lysanias gouverneur van Abilene, onder het hogepriesterschap van Annas en Kajafas, kwam het woord van God over Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn. Daarop begon hij in heel de streek rond de Jordaan op te treden en een doopsel van bekering te preken tot vergeving van zonden, zoals staat in het boek der godsspraken van de profeet Jesaja: Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Elk dal moet gevuld, elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht, de ruwe wegen effen worden. En heel de mensheid zal Gods redding zien.