Broeders en zusters, in de lezingen staat de verkondiging van het Koninkrijk van God en het doen van genezingen centraal. Na de terugkeer van de apostelen en het verslag van hun bevindingen gaat Jezus met hen naar een plaats Betsaïda, waarschijnlijk gelegen hebbend aan de noordkant van het meer van Galilea.
Scharen mensen volgen hem. Jezus ontvangt hen, spreekt tot hen over het Koninkrijk van God en maakt diegenen die genezing nodig hebben, gezond. Ook nu weer schetst Lucas de twee kanten van Jezus’ werkzaamheid: de prediking van het Koninkrijk van God en het genezen van zieken.
Het Koninkrijk van God is in alle drie synoptische evangeliën een begrip, dat onlosmakelijk verbonden is met de prediking van Jezus. Maar daar beperkt het zich niet toe. Vanaf de eerste Hebreeuwse letter van de Bijbel tot en met de laatste Griekse letter gaat het voortdurend over het Rijk van God. Het begint met de letter Beth, dat voor huis staat en het eindigt met een visioen dat de wereld bevrijd zal worden van alle kommer en kwel. God wist de tranen van onze ogen. Eschatologie verwijst naar het einde der tijden. Maar het staat niet voor doodsheid, maar voor iets totaal nieuws wel onder een voorwaarde: wij zijn actieve participanten!.
In het eerste deel van de Bijbel is het koningschap geen wereldse term, maar een gelovig begrip: God regeert als koning, het is een menselijke term. Hij heeft het niet nodig, overal en zonder begrenzing. In de zin van de toekomstverwachting doorbreekt het alle grenzen: zelfs tussen hemel en aarde. God heerst over de gehele aarde, zijn troon zal hij in Jeruzalem vestigen en daar zal Hij door allen naar Sion volken onderweg vereerd worden Er is in die periode sprake van een ‘verwachten van een eschatologische nationale Messias-koning’ en de hoop op de eschatologische openbaring van het koningschap van God. Het verwijst naar een geheel ander koninkrijk waaruit al het kwaad is verbannen. Misschien zouden we het eenvoudiger kunnen zeggen: een land waar we allen naar verlangen. Waar het goed toeven is.
Het begrip ‘Koninkrijk van God’ in het Nieuwe Testament heeft een toekomstgericht karakter: het is komende, het is nabij zoals de verkondiging van Jezus luidt. Tekenen in het heden (van toen) wijzen op een spoedig en onverwacht aanbreken van dat Rijk. Daarnaast heeft het begrip in het Nieuwe Testament ook een ‘heden’ karakter: bepaalde gebeurtenissen zoals het uitdrijven van ziekmakende demonen door Jezus laten zien dat het Koninkrijk van God reeds gekomen is. Jezus legt de macht van het kwaad aan banden door kwade geesten uit te drijven en mensen heel te maken. Dat is in de evangeliën nu reeds gebeurd. Door Jezus’ komst op aarde is het einde der tijden aangebroken, is het Koning-zijn van God nu reeds een te ervaren werkelijkheid. Jezus geeft geen theologische beschouwingen over het begrip Koninkrijk van God. Hij laat concreet zien wat leven in het Koninkrijk van God op aarde inhoudt
Het begrip Koninkrijk van God zoals het tot uitdrukking komt in de verkondiging van Jezus laat zien dat het diametraal staat tegenover alles wat hier en nu gebeurt, gewoon is te gebeuren en ook altijd zal blijven gebeuren. Het doorbreekt vanuit de wereld van God onze wereld met zijn wetten en normen en gebruiken. Het Koning-zijn van God is een gebeuren van ‘de andere kant’, hier op aarde te midden en ten behoeve van mensen.
In gelijkenissen wordt dat verduidelijkt, in wonderen gepraktiseerd. Het begrip Koning-zijn van God is daarom nooit statisch altijd dynamisch. Het is een gebeuren waarin Jezus mensen wil betrekken, toen en nu. De spijziging van de vijfduizend staat daarin centraal: de mens die hongert naar voedsel..
De mens, de discipel, zet zijn hakken in het zand. Het kan niet en werkt tegen. Jezus neemt het initiatief volledig over en geeft zijn discipelen opdracht de mensen te laten aanliggen in groepen van ongeveer vijftig. Hij neemt de vijf broden en de twee vissen, ziet op naar de hemel, spreekt de zegen uit, breekt ze en geeft ze aan zijn discipelen die ze doorgeven aan de vijfduizend. Uitermate kort wordt vermeld, dat zij allen eten en verzadigd worden. Het slot van het verhaal vertelt, dat er twaalf manden met brokken overblijven – voor elke discipel één mand en dat nadat iedereen verzadigd is.
Vijf broden, twee vissen, vijfduizend man en twaalf manden over: op het eerste gezicht een onmogelijke en misschien onbegrijpelijke combinatie. Getallen in het Bijbelse getuigenis hebben hun eigen betekenis. De twaalf manden die over zijn zouden wel eens kunnen staan voor het voedsel voor de andere volkeren, uit te delen door de twaalf discipelen/apostelen nadat het volk Israël – gerepresenteerd door het getal vijfduizend – verzadigd was? Het Nieuwe Koninkrijk!
Het Oude Testament kent een spijziging met kwakkels en manna in de woestijn Ook van Elia worden bijzondere dingen vermeld – de laatste voedde honderd man met twintig gerstebroden en vers koren. Rabbijnse bronnen laten zien, dat men ook van de Messias verwachtte dat hij manna zou laten verschijnen
Met de komst van Jezus Christus is er een nieuw elan aangebroken. Het Koning- zijn van God is in hem werkelijkheid geworden. Dat houdt ook in dat hongerigen moeten worden gevoed. Zij wórden gevoed en wel met het gewone volksvoedsel van die tijd: brood en wat erbij: vis. Zij worden allen verzadigd en er blijft nog zoveel over dat ook anderen verzadigd kunnen worden.
Blijkbaar is de boodschap van Jezus Christus in deze perikoop, dat er genoeg voedsel is voor iedereen én dat ieder recht heeft op voldoende voedsel. In het Koninkrijk van God, dat is: als God Koning is op deze aarde, is er geen plaats voor honger zoals er ook geen plaats is voor verdriet, ziekte, demonie.
Als de praktijk leert dat dat alles niet het geval is, dan is het de taak van de Gemeente van Jezus Christus – begonnen met de twaalf discipelen,/apostelen om die status-quo te helpen doorbreken.
Wie nog iets verwacht van wat het Nieuwe Testament het Koninkrijk van God noemt, mag zich niet neerleggen bij wat ‘de wereld’ de feiten noemt: honger, ellende, uitbuiting, oorlog onder het mom dat daar toch niets tegen te doen is. Uit geloof van enkelingen komt brood, voedsel voort en als het goed is, is er ook nog genoeg voor anderen, verder weg. Mensen ontvangen wat zij nodig hebben om te kunnen leven – zij geven door wat over is – en er is over – en anderen worden ook verzadigd. Gemeente-zijn van Jezus Christus is anticiperen op het Koning-zijn van God in de werkelijkheid van deze wereld: het is leven uit wat God geeft en uit wat hij opgeeft: het realiseren van Bijbelse gerechtigheid. Hier vandaag nu onze sacramentsprocessie is verworden tot een tocht tegen het onrecht.
1e lezing: Genesis 14, 18-20; 2e lezing: 1 Kor. 11, 23-26; evangelie: Lucas 9, 11b-17
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd sprak Jezus tot de menigte over het Rijk Gods; en wie genezing nodig hadden, genas Hij. Toen de dag ten einde begon te lopen, kwamen de twaalf naar Hem toe en zeiden: ‘Stuur de mensen weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de omtrek gaan om daar onderdak en voedsel te vinden, want hier zijn we op een eenzame plek.’ Maar Hij antwoordde: ‘Geeft gij hun maar te eten.’ ‘Wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen’, zeiden ze; ‘of wijzelf zouden voor al dat volk eten moeten gaan kopen.’ Er waren naar schatting wel vijfduizend mannen. Hij gelastte nu zijn leerlingen: ‘Laat ze gaan zitten in groepen van ongeveer vijftig.’ Dat deden ze en ze lieten allen plaatsnemen. Daarop nam Hij de vijf broden en de twee vissen, sloeg de ogen ten hemel, sprak er de zegen over uit, brak ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze aan de menigte voor te zetten. Allen aten tot ze verzadigd waren en wat zij overhielden haalde men op, twaalf korven met brokken.