Wat moeten wij doen? Een vraag die vaak voortkomt uit wanhoop, frustratie, boosheid of onvrede. Of het nu gaat over de groeiende polarisatie in de samenleving, het Israëlisch-Palestijns conflict, migratie en asiel, de regering en de geplande bezuinigingen, antisemitisme en discriminatie, of de bestaanszekerheid: veel mensen ervaren in hun leven problemen die zij niet kunnen oplossen. Door middel van protesten, betogingen of demonstraties uit men hun onvrede over de ontstane situatie. Wat moeten wij doen?
“Vrees niet, Sion”, aldus de profeet Sefanja in de eerste lezing, “en laat uw handen niet verslappen. De Heer, uw God, is bij u als een reddende held.”
Jeruzalem mag zich weer verheugen: God de Heer is in haar midden als een reddende held. Maar de bewoners van deze stad, aldus de profeet in de verzen die aan de lezing voorafgaan, moeten wel beseffen dat de vreugde niet onvoorwaardelijk is. Eerst moeten Jeruzalem en haar bewoners zich van hun ongerechtigheden bekeren, en van hun heilloze wegen terugkeren. Van de ongerechtigheden en heilloze wegen die zichtbaar zijn in de zelfvoldane rijken, de schraperige kooplui, de onverzadigbare rechters, de bedrieglijke profeten, en in de priesters die de wet hebben verkracht.
Pas wanneer zij zich hiervan hebben bekeerd, van deze heilloze wegen zijn teruggekeerd, en hun handen niet hebben laten verslappen, dan - zo vervolgt Sefanja - “verheug u en wees blij, Jeruzalem, met heel uw hart! Het vonnis dat op u drukte, werd door de Heer vernietigd. Hij heeft uw vijand verjaagd.” Dan behoeven zij geen onheil meer te vrezen, want God zal zelf in hun midden zijn.
“En wij, wat moeten wij doen?”, vragen soldaten aan Johannes. “Niemand uitplunderen”, luidt zijn antwoord, “niemand iets afpersen, maar tevreden zijn met uw soldij.”
En wij, wat moeten wij doen? Drie keer komt deze vraag terug. Telkens weer van een andere groep, telkens met een ander antwoord. Mensen, tollenaars en soldaten willen van Johannes weten hoe zij in het dagelijkse leven hun persoonlijke ommekeer in praktijk moeten brengen. Hoe de vruchten van bekering er uit moeten zien. Hoe deze concreet worden gemaakt in het leven van iedere dag. De mensen, aldus Johannes, moeten hun extra kleren delen met hen die niets hebben; soldaten mogen van niemand geld afpersen, maar tevreden zijn met hun soldij; en de tollenaars mogen niet meer vorderen dan hun is voorgeschreven.
In feite zegt hij aan zijn toehoorders dat zij zich volgens een bepaalde code moeten gedragen, en wel: je omkeren van je heilloze wegen, je bekeren van je ongerechtigheden, en het doen van barmhartigheid en gerechtigheid. Bekering houdt dus een gedragsverandering in. Een gedragsverandering die te maken heeft met de sociale en economische werkelijkheid, waarin iemand leeft. Hierbij mag de doop gezien worden als een uiterlijke bevestiging van deze innerlijke ommekeer. Een bevestiging van de fundamentele, radicale verandering in iemands denken en doen.
Opmerkelijk is dat de antwoorden van Johannes geen aantasting zijn van de politieke status quo, alsmede van de toenmalige maatschappelijke instellingen. Integendeel zelfs! Zij vormen veeleer een pleidooi voor rechtvaardig handelen binnen deze instellingen.
En wij, wat moeten wij doen? Doen in een tijd waarin in Nederland en Europa de polarisatie alsmaar toeneemt? In een tijd waarin veel verdeeldheid en onenigheid is over het Israëlisch-Palestijns conflict, migratie en asiel, de regering en de geplande bezuinigingen, antisemitisme en discriminatie, of de bestaanszekerheid? In een tijd waarin teleurstelling en wantrouwen is in de politiek en de rechtspraak? Wat te doen? Wat moeten wij doen? Door de barricaden op te gaan, en te demonstreren? Door protestmarsen te organiseren? Of misschien wel door iets anders?
In de eerste lezing zal God, wanneer Jeruzalem en haar bewoners zich hebben bekeerd en van hun heilloze wegen zijn teruggekeerd, als een reddende held te midden van zijn volk zijn. Volgens het evangelie houdt bekering een gedragsverandering in. Een gedragsverandering die te maken heeft met de sociaal-economische context waarin je leeft: door in het concrete leven van iedere dag rechtvaardig en barmhartig te handelen.
En wij, wat moeten wij doen? Wat kunnen wij doen? Niets? Afschuiven op een ander? Of, misschien wel zèlf het heft in eigen handen te nemen? Natuurlijk, soms moeten bepaalde structuren en instellingen worden veranderd om iets gedaan te krijgen. Maar is dat het enige? Is dat de enige oplossing voor bepaalde problemen? Of wordt er misschien ook wel iets van ons gevraagd, en verwacht? Door zèlf mee te bouwen - binnen het leven van iedere dag - aan een leefbare, barmhartige, en rechtvaardige samenleving? En wij? Wat moeten wij doen? Wat gaan wij doen? Amen.
1e
lezing: Sefanja 3, 14-18a; 2e lezing: Filippenzen 4, 4-7; evangelie: Lucas 3, 10-18
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd stelden de mensen Johannes de vraag: ‘Wat moeten wij dan doen?’ Hij gaf hun ten antwoord: ‘Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft en wie voedsel heeft, laat hij hetzelfde doen.’ Er kwamen ook tollenaars om gedoopt te worden en ze vroegen hem: ‘Meester, wat moeten wij doen?’ Hij zei hun: ‘Niet meer vragen dan voor u is vastgesteld.’ Ook soldaten ondervroegen hem: ‘En wij, wat moeten wij doen?’ Hij antwoordde: ‘Niemand uitplunderen, niemand iets afpersen, maar tevreden zijn met uw soldij.’ Omdat het volk vol verwachting was en iedereen zich aangaande Johannes de vraag stelde, of hij niet de Messias zou zijn, gaf Johannes aan allen het antwoord: ‘Ik doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. De wan heeft Hij in zijn hand om zijn dorsvloer grondig te zuiveren en zijn tarwe te verzamelen in de schuur, maar het kaf zal Hij verbranden in onblusbaar vuur.’ Zo en met nog vele andere vermaningen verkondigde hij aan het volk de Blijde Boodschap.