Doen wij alles alleen? Hebben wij de hulp van anderen niet nodig? Of, doen wij het toch samen? Vragen, die de laatste tijd zeer actueel zijn. Gedurende de afgelopen weken heeft het EU-referendum in Groot-Brittannië het nieuws en de media grotendeels beheerst.
De keuze van de Britten om al dan niet de Europese Unie te verlaten. Het referendum is gehouden. De uitslag is bekend.
Door de Brexit dreigt niet alleen het Verenigd Koninkrijk een verdeeld koninkrijk te worden, maar dreigt ook de Europese Unie verder uiteen te vallen. Zo eisen rechts-populisten in Zweden, Denemarken, en Italië een soortgelijke volksstemming. Marine Le Pen, de leidster van Front National, noemt een zelfde stemming in Frankrijk een ‘democratische plicht’. En hier in eigen land pleit Geert Wilders voor een Nexit. Doen wij alles alleen? Hebben wij de hulp van anderen niet nodig? Of, doen wij het toch samen?
“Verheug u met Jeruzalem”, aldus Jesaja in de 1e lezing, “en juich over haar, allen die haar liefhebben.”
Na beelden van ballingschap en oordeel, eindigt het boek Jesaja met een metafoor voor nieuw leven. Een nieuw leven dat uit vier fasen bestaat, te weten: weeën, baren, voeden aan de borst, en troosten van het kind. In de lezing van vandaag komen enkel de laatste twee fasen aan bod. De geboorte van het kind (het volk Israël) is voor ‘moeder’ Jeruzalem reden voor grote vreugde en blijdschap. Eerst werd Jeruzalem nog getypeerd als een onvruchtbare, kinderloze vrouw. Nu is het ondenkbare gebeurd: zij heeft een nageslacht voortgebracht. “Verheug u met Jeruzalem, en juich over haar, allen die haar liefhebben.”
Maar Jesaja gaat verder: “... Als een rivier leid Ik de vrede naar haar toe”, laat hij God zeggen, “en als een onstuimige stroom de schatten der volken.”
Vrede, heelheid en gerechtigheid zal Jeruzalem van God in overvloed ontvangen, alsook vele rijkdommen van de volken: het beste wat zij bezitten. Rijk zal het herstel zijn dat Jeruzalem mag ontvangen. Van een verlaten, onvruchtbare vrouw, is zij nu veranderd in een moeder die herstel en geschenken ontvangt, en haar kind troost: het volk Israël. Niet alleen als zuigeling, maar ook later als volwassen man. Maar - zo gaat de tekst verder - zoals een moeder haar kind troost, zo zal ook God de Hem getrouwe Israëlieten liefdevol zorgen en troosten. Hun leven lang. Hun hart zal blij zijn, hun gebeente zal uitspruiten als het groene gras. Heel de mens zal hersteld worden. Doen wij dan alles alleen? Hebben wij de hulp van anderen niet nodig? Of, doen wij het toch samen?
En de Heer, aldus het evangelie, wees “tweeënzeventig leerlingen aan en zond hen twee aan twee voor zich uit …”
Tweeënzeventig leerlingen worden twee aan twee, dus niet alleen, uitgezonden om in steden en plaatsen de blijde boodschap te verkondigen. Er is haast geboden. Om onderweg dan geen tijd te verliezen met uitgebreide oosterse begroetingsrituelen, wordt het advies gegeven niemand te begroeten.
Maar bij het binnenkomen van huizen, moet er juist wel begroet worden: “vrede aan dit huis”. In feite is dit helemaal geen begroeting. Bij Lucas is het woord ‘vrede’ een aankondiging van de bevrijding die het evangelie wilt zijn. “Vrede aan dit huis”. Op deze boodschap van vrede en bevrijding zijn twee tegenovergestelde reacties. De reactie van de vredelievende mens (letterlijk: zoon van vrede) is die van openstaan, en de vrede aanvaarden. De aankondiging heeft effect. Maar wanneer de ander niet voor vrede en bevrijding open staat, zal de verkondiging ook geen effect hebben, en zal ‘de vrede op u terugkeren’.
Doen wij dan alles alleen? Hebben wij de hulp van anderen niet nodig? Of, doen wij het toch samen?
Wij leven in onzekere tijden. Een verdeeld Verenigd Koninkrijk. De Europese Unie dreigt uiteen te vallen. Vraagstukken rondom veiligheid en immigratie, en ga zo maar door. Hoe gaan wij hiermee om? Welke antwoorden willen wij hierop geven? Door ons af te scheiden, de grenzen te sluiten, en ons veilig achter de dijken te verschansen? Of, misschien wel door samen, met anderen, naar antwoorden en oplossingen te zoeken? Door te erkennen dat wij dit allemaal niet alleen kunnen, en hulp nodig hebben van anderen?
In de evangelielezing van vandaag worden tweeënzeventig leerlingen twee aan twee, dus niet alleen, uitgezonden om in steden en plaatsen een boodschap van vrede en bevrijding te verkondigen. Een boodschap dat niet alleen verkondigd moet worden, maar ook door de ander aanvaard moet worden. Het moet aldus van twee kanten komen. Maar, wij hoeven dit allemaal ook niet alleen te doen. In de eerste lezing hoorden we dat God, net zoals een moeder haar kind troost, zo ook zijn volk liefdevol zal zorgen, bijstaan en troosten. Altijd.
Doen wij dan alles nog alleen? Hebben wij de hulp van anderen niet nodig? Of, doen wij het dan toch samen? Amen.
1e lezing: Jesaja 66, 10-14c; 2e lezing: Galaten 6,14-18; evangelie: Lucas 10, 1-12. 17-20.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Hierna wees de Heer (twee en) zeventig anderen aan en zond hen twee voor twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen, waarheen Hijzelf van plan was te gaan. Hij sprak tot hen: ‘De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten. Gaat dan, maar zie, Ik zend u als lammeren tussen wolven. Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel; en groet niemand onderweg. Laat in welk huis gij ook binnengaat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis! Woont daar een vredelievend mens, dan zal uw vrede op hem rusten; zo niet, dan zal hij op u terugkeren. Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden; want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere. In elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voortgezet, geneest de zieken die er zijn en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij. In elke stad waar ge binnengaat en niet ontvangen wordt, trekt daar door de straten en zegt: Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft, schudden wij tegen u af. Maar weet dit wel: Het Rijk Gods is nabij. Ik zeg u: Op die dag zal het voor de mensen van Sodom draaglijker zijn dan voor die stad.
De (twee en) zeventig keerden vol blijdschap terug en zeiden: ‘Heer, zelfs de duivels onderwerpen zich aan ons door uw Naam.’ Hij zei tot hen: ‘Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen. Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden, te heersen over heel de kracht van de vijand; en niets zal u kunnen schaden. Toch moet ge u niet verheugen over het feit dat de duivels aan u onderworpen zijn, maar verheugt u omdat uw namen staan opgetekend in de hemel.’